Jetje in Griekenland

 

 

Ik loop het treinstation van Piraeus uit en zie hem liggen op de stoep. Een oude man op een stuk karton, vlak naast het koffietentje waar enkele grijzende mannen, spelend met een komboloi*, hun tijd verdrijven.

Ik was met Nederlandse Jetje een dagje naar Athene geweest. Jetje studeert kunst in den Bosch en dit is haar eerste reis naar Griekenland. Eerst togen we naar de vlooienmarkt in Monastiraki, waar Jetje dapper onderhandelde met de verkopers. Daarna zijn we met de ‘teleferic’, een kabelbaan, door een schacht in de berg Lycavittos naar boven gegaan, naar het uitkijkpunt op de top. Het uitzicht over de zee van beton is eerder bizar, dan mooi te noemen. Je kunt vanaf dit punt goed zien welke gebouwen een zwembad bezitten en of die in gebruik zijn, of van droogte staan af te bladderen. Lopend zijn we daarna weer afgedaald, over een met woestijncactussen omzoomd pad, wat we allebei het beste deel van deze onderneming vonden. We waren nog op zoek naar het kerkje Agioi Isidoroi, dat half verscholen gaat in een grot, maar we vonden nergens een aanwijzing. Pas toen we beneden kwamen zagen we een bordje staan, maar we besloten dat het te warm was om opnieuw de klim aan te gaan.

IMG_5195AIMG_5200IMG_5177A

O, ja, en we dronken ijskoffie op het binnenplaatsje van TAF, in een van de nauwe straatjes vlak achter het station Monastiraki. Ik hou altijd van die binnenplaatsen, die je niet zou vermoeden achter smalle geveltjes in verder saaie, stoffige straatjes.

Terwijl Jetje haar ontdekkingstocht in Athene voortzet, stap ik, terug in Pireaus, na deze zorgeloze middag het stationsgebouw uit. En dan ligt hij daar, languit op zijn rug, vlak naast het koffietentje, tegenover het station. Als ik hem voorbij loop, doet hij een oog open en kijkt me even aan. Het fluweelbruine oog lijkt het enige aan hem te zijn dat ongedeerd is. Zijn armen liggen op een vreemde manier over zijn borst, zijn gezicht is gehavend en zijn voeten zien er onbeschrijfelijk naar uit.

Pas bij de hoek van de Navarinoustraat, waar ik rechtsaf sla richting mijn huis, besluit ik om terug te lopen. Ik weet niet of er iets is wat ik voor hem kan doen, maar er ligt een mens op straat.

Jetje had me verteld dat ze niet teveel aangeharkte toeristische plekken met opgelakte mensen wilde bezoeken. Ze heeft veel over Griekenland gehoord en gelezen en wilde juist iets van het gewone Griekse leven zien, met alle rafelranden van armoede, dakloosheid of mensen die op de vlucht zijn.

In badplaatsen en in toeristische oorden zul je van die rafelranden weinig tegenkomen, maar in de meeste wijken van Athene is het haast onmogelijk om ze niet op te merken. Tekenen van extreme rijkdom-mijn neefjes meldden dat ze al voor de derde keer op een dag een Porsche Cayenne zagen rijden, toen ze hier op bezoek waren- en extreme armoede, de voortvloeisels van de financiële crisis en tekenen van de vluchtelingencrisis, zijn verweven met het leven van alle stedelingen. Er is geen ontkomen aan, het is de nieuwe werkelijkheid.

Zo ziet Jetje op klaarlichte dag mensen in vuilnisbakken zoeken. Vooral mannen die metaal en oud papier verzamelen in karretjes. In de beginjaren van de crisis gebeurde dat vooral zodra het donker werd, maar de schaamte lijkt nu te zijn verdwenen. Op een van haar tochten door de straatjes van Piraeus, ziet ze zelfs een moeder met jonge kinderen in de vuilnis scharrelen en op een avond een stokoude man, die, als ze hem vraagt of ze een brood voor hem kan kopen, vertelt dat hij voer voor zijn kippen zoekt.

Jetje raakt in gesprek met de visboer. Al in Nederland had ze besloten om hier iedere dag een visje te eten. Bij Griekenland denk je aan vis, zegt ze. Hij vertelt haar hoe onbegrijpelijk het is dat de belastingen al maar zwaarder worden, terwijl er door de gekorte pensioenen en gehalveerde lonen steeds minder geld circuleert. Grieken zijn echte storytellers, vindt ze, ze vertellen graag en hebben een uitgesproken mening. Dat Grieken ‘murw geslagen’ zouden zijn, zoals ze regelmatig in artikelen over Griekenland las, daar ziet ze niets van. Ze ziet wel hun boosheid en onzekerheid, ze zijn vreselijk ongerust en ze kunnen geen kant uit, al blijven ze wel van alles proberen. Ze ontmoet ook veel Grieken die met emigratieplannen rondlopen en die zeggen te zullen vertrekken zodra ze hun kans schoon zien.

Jetje komt met de bus langs eindeloze rijen lege winkels. Na ellenlang te wachten op een bus, omdat de helft van de bussen uit de omloop zijn genomen, nu er geen budget is om ze te vervangen of te repareren, besluit ze zoveel mogelijk met de metro te reizen, die ze behalve handig, verbazend schoon vindt. Maar niet alle wijken zijn daarmee bereikbaar. Jetje, die zonder smartphone Athene doorkruist, krijgt onderweg vaak ongevraagd hulp aangeboden. Soms worden er nog drie of vier mensen bij gesleept, om haarfijn in het Engels uit te leggen hoe ze bij haar bestemming komt. Ze is er verbaasd over dat Grieken zo graag helpen.

Bij een grote Orthodoxe kerk, die ze rond etenstijd passeert, ziet ze een rij mensen wachten op een bord eten. Het is een van de vele gaarkeukens die de stad rijk is. Soms kan zo’n gaarkeuken ook gewoon een huis zijn, waar een aantal mensen koken met, of voor hun minder bedeelde buurtgenoten.

“Heeft u soms een dokter nodig?”, vraag ik de oude op de geplette doos, die me nu met beide ogen aankijkt. “Nee, nee, geen dokter”, zegt hij beslist. “Maar uw voeten zien er niet best uit”, probeer ik nog. Het is bijna onmogelijk om langer dan een seconde naar zijn zieke voeten te kijken. De man sluit zijn ogen weer, zegt:” Ik voel me een stuk beter. Stukken beter! Kun je misschien een groot pak sap voor me kopen?” De twee kleine pakken die ik voor hem koop, sluiten zich aan bij een verzameling lege pakken en flessen die al om hem heen staan, als stille toeschouwers.

Ik loop opnieuw naar het station. Deze keer met Jetje. Haar laatste dag in Griekenland is aangebroken. Net nu ze begint te wennen aan dit warme klimaat, de hellingen en het stof, moet ze weer vertrekken.

Als we aan het eind van de Navarinoustraat de hoek omslaan en het plein voor het station oplopen, zie ik dat de oude man is verdwenen. Op dezelfde plek ligt nu een klein meisje in een rood jurkje te slapen op een lege, opengeslagen tas. Een paar meter verderop zit een man tuinslangen te verkopen. Straks zullen de overgebleven tuinslangen in de tas verdwijnen en zal het kleine meisje aan de hand van de man vertrekken.

Jetje draait zich nog een keer om voor ze verdwijnt in het stationsgebouw. Ze zwaait. En dan is ook zij vertrokken, haar rugtas vol nieuwe indrukken.

*Komboloi: een kralenketting die door Grieken gebruikt wordt ter ontspanning, soms als een soort stressballetje of om het roken te beperken.

2 gedachtes over “Jetje in Griekenland

Plaats een reactie